Wat is er mooier dan iets groens in de straat tegen alle huizen iets groens.
Althans dat vindt het bestuur van de wijkvereniging.
De ambtenaren in het stadskantoor hebben daar nu aanvullende regels bij bedacht waardoor ongeveer de helft tot 3/4 van onze gevels geen nieuw tuintje meer mag aanleggen.
De eis is nu dat er tenminste 90 centimeter stoep moet overblijven tussen de tuin en de stoeprand.
Een groot deel van de binnenstad heeft niet eens de luxe van 90 cm stoep voor de deur.
Eén van onze bestuursleden type het onderstaande stukje.
Ter overdenking:
Vanuit de Wijkvereniging is een werkgroep bezig met het o.a. in kaart brengen van een aantal visies m.b.t. de binnenstad van Kampen. Sinds 2003 zijn door de Wijkvereniging (soms samen met de Ondernemers Vereniging Kampen) een aantal nota’s aan de politiek aangeboden onder de titel “Circuleren en Parkeren”. Over een tijdje komt een 5e nota uit.
Dit artikel is geschreven door Bert ten Cate, adviseur van de wijkvereniging en gepubliceerd in de zomereditie 2015 van de wijkkrant.
In elke nota ging het over de achtergronden waarom de Wijkvereniging een bepaalde keuze maakte over b.v. verkeersstromen en (gewenste en ongewenste plekken van) parkeren. Maar de inhoud van deze nota’s reikte veel verder. Deze thema’s kunnen namelijk niet los gezien worden van een visie op de toekomst van binnenstad als geheel. Ook daar werd in de nota’s veel aandacht aan besteed.
Het betrof hierbij thema’s vanuit diverse dimensies, waaronder die van “leefbaarheid”. De Wijkvereniging heeft altijd geprobeerd een lans te breken voor “ontwikkeling passend bij de unieke gebiedskenmerken van deze binnenstad”. Een smal, langgerekt gebied met niet alleen voorzieningen maar ook relatief veel woonbestemming ingeklemd tussen water en groen. Met gebiedskenmerken als kleinschalig, divers, monumentaal met verrassende zichtlijnen.
In de nota die nu op stapel staat wordt veel aandacht besteed aan de “Gebiedsvisie Binnenstad Kampen 2030”. In deze visie, die door de gemeenteraad van Kampen met lof werd overladen, werd een “stip aan de horizon” geplaatst die als een soort “wensbeeld” gezien moet worden. Ook vanuit de Wijkvereniging is een inhoudelijke bijdrage geleverd aan deze Gebiedsvisie. Gezien de inhoud van onze nota’s is dat niet zo verwonderlijk.
Maar een visie is nog geen eindpunt. Het verschaft weliswaar kaders, maar met behulp een uitvoeringsmatrix, waarin logische stappen staan, zal uiteindelijk beleid zichtbaar moeten worden. Te vaak verdwijnen visies in laden en gaat men over tot de orde van de dag. Het gevaar is dan ad-hoc beleid, dat ingegeven is door de “waan van de dag” en waarin logische (vervolg-)stappen ver te zoeken zijn. Hoezo beleid passend binnen een grotere structuur. Hoezo beleid op langere termijn?
De gebiedsvisie Binnenstad Kampen 2030 (2011/2012)
Niet alleen door “de man in de straat”, maar ook vanuit de wetenschappelijke wereld van stadsgeografie en landschapsarchitectuur is grote kritiek geuit op de “vertrossing/verblokkerisering/ uniformering” van het stedelijk stads- en straatbeeld. Je weet soms niet meer in welke stad je je bevindt als je let op uitstraling, inrichting en reclame-uitingen. Vaak zijn het alleen nog de hogere verdiepingen van panden in winkelstraten die iets laten zien van plaatselijke en historische verscheidenheid.
Of soms nog erger: van de totale oorspronkelijke binnenstedelijke structuur is niets meer herkenbaar. In Kampen dreigde destijds dit gevaar toen “doorbraken” gecreëerd werden en de Burgel dreigde te worden gedempt. Maar ook andere gevaren dreigden.
In andere middeleeuwse steden verdween het hart omdat hier werd “gerenoveerd” en er rondom een centrale parkeergarage een conglomeraat van winkels ontstond wat slechts de vraag opriep “in welke stad ben ik eigenlijk”? Nu is men vaak ontevreden over deze gemaakte keuze.
Waarin onderscheiden stedelijke centra zich nog? Wat zijn de unieke “eyecatchers”, de “genius loci”? Met dit laatste worden land- en stadsschappelijke aspecten bedoeld die “unieke plaatsgebonden eigenheid” uitstralen en waar zowel bewoners als gasten een “warm gevoel” bij krijgen. Dat is dus heel iets anders dan de negatieve omschrijvingen als “spruitjeslucht”/ “knus” / “Anton Pieck” / ”truttige oubolligheid”.
Citaat: Prof. Dr. Frans Dieleman (Voorbij de compacte stad,1999): “Succesvolle herstructurering van de binnen-stedelijke economie met behulp van aantrekken van koop-kracht (van elders) lukt alleen als de binnensteden zich ontwikkelen tot unieke plaatsen, die elders moeilijk kunnen worden gereproduceerd” .
Citaat: Prof dr. Auke van der Woude (Een Nieuwe Wereld 2010): “Het grootste probleem van de ruimtelijke ontwikkeling in ons zo verscheiden landje is dat de uniformiteit heeft toegeslagen. Het is armoe troef.
In de door de Gemeenteraad van Kampen zeer geprezen en door haar in 2012 aangenomen Gebiedsvisie Binnenstad wordt niet uitsluitend ingezet op het voorzieningenapparaat in de zin van het winkelapparaat van de Kamper binnenstad (dat toch niet op kan tegen het niveau van het Zwolse), maar op datgene waar prof. Dr. F. Dieleman in “profetische zin” al op wees. En dat hij in economische zin uitwerkte vanuit het kader “investeer in je unieke historisch ruimtelijke context, want daar zal het voorzieningenapparaat ook van profiteren: “het kapitaliseren van de eigen geschiedenis (plaatsgebonden eigenheid) kan de binnenstedelijke economie een belangrijke impuls geven”. En wat dat betreft heeft Kampen veel goud in handen. Maar investeer daar dan ook in. En poets het op.
Prof. Dr. Auke van der Woude was het die als landschapsarchitect zich bijzonder ergerde aan het “uniformeringsspook” dat door Nederland waarde en de hierboven geschetste ééntonigheid deed ontstaan. En dat zowel op het platteland als in de steden. Met name bepaalde beleidsmakers en politici kregen ervan langs: “Politici zeggen dan al gauw “maar Nederland moet geen museum worden””. Van der Woude: ”Dat is een mantra die elke discussie over het behoud van het Nederlandse stads- en landschap in de kiem smoort”.
De visie van deze beide hoogleraren gekoppeld aan het format van het manifest “Nederland het lage(n)land” (1998) was de voedingsbodem waarop ook de Gebiedsvisie Binnenstad Kampen 2030 (2011/2012) ontstond. En werd ingepast in de opzet van de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel.
De omgevingsvisie van Overijssel is een provinciaal beleidsplan voor de fysieke leefomgeving. Centraal staan gebiedskenmerken die onderscheiden worden in 4 lagen, waarbij kwaliteitsontwikkeling centraal staat. Ontwikkeling dus als een continu proces waarbij het unieke centraal staat.
toekomstige ruimtelijke ontwikkeling (Lust & Leisure)
^
stedelijke laag
(van lineair dijkdorp > lineaire in- en uitbreiding)
^
pré-stedelijke en vroeg stedelijke laag (lineair dijkdorp)
^
fysische onderlaag
(rivierenlandschap :IJsseldelta omgeven door zeeklei-
en veenlandschap, zeer complexe ondergrond met hier
en daar veenriviertjes (b.v. Reeve))
Kern hiervan:
Als op de verticale lagen een sturend principe wordt losgelaten kan er een binnenstad ontstaan die zich uniek profileert en hiermee “haar geschiedenis kan kapitaliseren”.
(Op de horizontale gelaagdheid, zichtbaar in de ontwikkeling van de skyline, valt in de context van onze binnenstad nog wel het
één en ander af te dingen. Wellicht kent u voorbeelden...)
Dit is de laag van de beleefbaarheid van ruimtelijke kwaliteit, identiteit en tijdsdiepte, van recreatieve gebruiksmogelijkheden die een belangrijke rol spelen bij de waardering van de leefomgeving.
De lust- en leisurelaag is de laag van de verbinding en het netwerk; tussen het stedelijke en het landelijke, de cultuur en de natuur, snel en traag, oud en nieuw, tussen nut en schoonheid.
In feite zijn we, na visies die voornamelijk het voorzieningenapparaat van de Kamper binnenstad als studieobject centraal stelden (wat destijds uitmondde in het streven naar een “centrale parkeergarage”) weer terug bij de uitgangspunten van de gemeentelijke nota uit 1988 getiteld “Groeten uit Kampen”. Het was deze studie waarin juist ook grote aandacht werd besteed aan unieke gebiedskenmerken en waarin expliciet werd gekozen voor een circulatiering van éénrichtingsverkeer om de binnenstad. Op een unieke manier werd dit laatste vorm gegeven door een bepaalde creatieve invulling aan een deel ervan te geven. Een invulling die aandacht en verdere uitwerking verdient.
Binnenkort verschijnt op de website van de Wijkvereniging ook een powerpoint presentatie die destijds door de Wijkvereniging is ingebracht in het kader van het project “Straatbeeld Oudestraat”. In deze powerpoint zijn niet alleen dia’s zichtbaar m.b.t. de Oudestraat zelf. Maar er wordt ook uitgezoomd naar een aanlooproute die harmonieus verbonden moet zijn met deze straat. Ook dat is dus een aspect van “citymarketing”.
Het bovenstaande wordt in de komende nota van de Wijkvereniging ook verder uitgewerkt in het thema “goede bereikbaarheid voor voetgangers- en fietsverkeer”. En dat is logisch m.b.t. een binnenstad die gekenmerkt wordt door een smalle langgerekte vorm tussen water en groen. Waarin gebiedskenmerken in het oog springen als kleinschalig, divers, monumentaal, labyrintisch, met verrassende zichtlijnen op water, groen en open ruimtes. Kenmerken die door onze gasten hoog gewaardeerd worden. Maar ook ingrediënten waar zorgvuldig mee moet worden omgegaan. En waar aan kwaliteit gewonnen kan worden.
Dat betekent natuurlijk niet “autovrij”, maar wel “autoluw” passend binnen de ruimtelijke context van deze stad. Enerzijds gastvrij, maar waar toch ook moet worden tegengegaan dat niet-bestemmingsverkeer dwars door de binnenstad jaagt “naar de andere kant”. Maatregelen als het afsluiten van de Gasthuisstraat en de knip in de Plantsoenstraat werden in de nota’s van de Wijkvereniging niet voor niets aangekaart. Maatregelen die inmiddels gelukkig zijn verwezenlijkt. Maar er is meer dat verbetering behoeft. Laten latere generaties ons geen verwijten maken dat we slordig zijn omgegaan met datgene wat vorige generaties hier tot stand brachten.
Maar het goud moet ook opgepoetst worden.
Daar gaan we in de komende nota dieper op in. Zeker ook m.b.t. circuleren en parkeren in het kader van het versterken van de leefbaarheid, aantrekkelijkheid en gastvrijheid. Stokrozen, drijvende tuinen en Social Sofa’s zijn niet alleen aspecten van het bovenstaande, maar het zijn ook symbolen van het streven naar meer.
Als u zich wilt inlezen in en wilt laten inspireren door de Gebiedsvisie Binnenstad Kampen 2030 dan kunt u de volledige visie inclusief fraaie illustraties vinden op de site van de gemeente Kampen:
www.kampen.nl Zoeken onder Gebiedsvisie Kampen Binnenstad 2030 (150Mb)
Er is ook een samenvatting beschikbaar en die vindt u hier:
N.B.
Voor wie het op was gevallen, of specifiek voor dat gebied interesse heeft: Bolwerk Buitenwacht maakt geen deel uit van de gebiedsvisie Kampen Binnenstad 2030 maar maakt momenteel deel uit van de Gebiedsvisie IJsselmuiden Dorp (05/2011, pag 70-75) en is hier te vinden.
Als u actief mee wilt denken over uw leefomgeving voor nu en voor later, laat het ons dan weten via info@binnenstadkampen.nl
De werkgroep bestaat momenteel uit:
Hendrik Jan Riezebos bestuurslid wijkvereniging
Aad Meure bestuurslid Wijkvereniging
René de Ruiter secretaris wijkvereniging
Bert ten Cate adviseur wijkvereniging
N.B.
In de gebiedsvisie heeft éénrichtingsverkeer niet slechts een verkeerskundig doel, maar is het ook een middel tot upgrading van de leefomgeving.
Iets waar ook in de vele nota’s van de Wijkvereniging voortdurend op gewezen wordt. Eénrichtingsverkeer in samenhang met herinrichting van het straatbeeld, die op gewenste plaatsen snelheid remmend werkt, moet niet alleen leiden tot het tegengaan van niet-bestemmingsverkeer dwars door de binnenstad (de hier in deze stad geldende definitie van “autoluw”) en verdringing naar een verder gelegen circulatiering. Maar moet ook worden ingezet om de stad mooier en leefbaarder te maken. Meer ruimte voor voetgangers en fietsers, verbreding van trottoirs / fietsstroken, geveltuinen, schuin parkeren met vergroening er tussen. De Gemeenteraad heeft enkele jaren geleden het besluit genomen om de Ebbingestraten tussen de Flevoweg en Kennedylaan in te richten als éénrichtingsweg (N<Z).
Al deze zaken maken het mogelijk een unieke ruimtelijke ontwikkeling te realiseren. Niks algemene / gemiddelde modellen die leiden tot karakterloze binnensteden waar niemand een intrinsieke verbondenheid mee voelt en die niet aantrekkelijk is voor mensen die naar meer op zoek zijn dat naar geboden voorzieningen.
Het is niet voor niets dat ook vanuit “citymarketing” de laatste tijd meer aandacht wordt gevraagd voor zaken als “gastvrijheid”, die begint met de aanlooproutes naar de voorzieningen in de binnensteden. Advies vanuit deze hoek “leef je in, in de gast”, die voelt zich aangetrokken tot unieke zaken. Hij / zij is de belangrijkste promotor van het versterken van aantrekkelijkheid. (Larsen &Urry, “The Tourist Gaze 3.0”, 2011, G.J.Hospers, “Bezoekers als uitgangspunt” en diverse andere boeken van dezelfde auteur over “citymarketing”)